Bron: Abe Maaijen 2021

De Beijersche gifmoorden – locatie: een poldermolen in de Stolwijkse buurtschap het Beijersche jaar 1815.
Betrokkenen : de echtparen Teunis en Niesje, Piet en Neeltje Locatie: Buurtschap ’t Beijersche, watermolen 3  en Beijerscheweg 12 in Stolwijk

De echtparen en de planning van de moorden
Watermolenaar Teunis van Dam 33 jaar en zijn vrouw Niesje (28) hebben samen een dochter Jannigje (7). Regelmatig zwaait het molenaarsechtpaar naar boer Piet Baas (37) die elke dag voorbijkomt met de schouw (boot) als hij de melk van zijn eigen koeien gaat verkopen in Gouda. Piet is veehouder en samen met zijn vrouw Neeltje ouders van vijf levende en vijf overleden kinderen.

Beiden echtparen zijn goed bevriend en eten regelmatig samen. Op een dag, als de molenaar Teunis niet thuis is, legt veehouder Piet zijn schouw aan voor een praatje bij de molen. Molenaarsvrouw Niesje werkt aan de tafel en Piet komt er gezellig bij zitten. Opeens geeft hij haar een zoen en verklaart haar de liefde. De vonk springt ook over bij Niesje en zo werd dit het begin van een buitenechtelijke verhouding. Niesje ging daarna regelmatig mee op de schouw van Piet om zogenaamd iets te regelen in Gouda Op een van deze dagen ontstaat het plan en het besluit dat hun beider echtgenoten een blijvende relatie tussen Piet en Niesje in de weg staan. Zij maken een plan om Niesjes man Teunis en de vrouw van Piet; Neeltje op een stiekeme manier te laten overlijden. Zo kunnen zij later, is het plan, als bedroefde weduwnaar en weduwe uithangen en elkaar “troosten” in een nieuw huwelijk. Piet neemt op een van zijn vele bezoeken aan Gouda bij drogisterij de Goudse Gaper en bij apotheker Hoogland rottekruid (arsenicum) mee. Om de vele rotte op de boerderij mee te bestrijden zo vertelt hij aldaar.

De moorden 
Om een lang verhaal kort te houden (er zijn meer dan honderd pagina’s processtukken); 16 november 1817 overlijdt plotseling Neeltje Baas-Heijkoop, 39 jaar oud. Veehouder-melkboer Pieter Baas is dan weduwnaar. Drie weken later is ook de jonge watermolenaarsvrouw Niesje plotseling weduwe, wegens het “onverwacht” overlijden van haar man Teunis 8 december in het zelfde jaar.

In de Beijersche buurt valt dit op en op het dorp vinden ze die twee sterfgevallen toch ook heel raar en verdacht toevallig. De Stolwijkse schout Arie de Ruijter, die ook chirurgijn is, stuurt de veldwachter op de weduwe en weduwnaar af voor nader onderzoek. Beiden ontkennen elke betrokkenheid bij de dood van hun echtgenoten. Het wordt schout Arie de Ruijter te moeilijk en hij draagt de zaak over aan de experts van Justitie in Gouda. Zij vermoeden ook dat er gif in het spel is en geven opdracht de beide lijken, die inmiddels al weken in de grond rusten, op te graven voor nader onderzoek. De opgegraven lichamen worden overgebracht naar de schuur van herbergier Nicolaas Swanenburg in Stolwijkersluis, daar wordt de autopsie uitgevoerd door enkele artsen en chirurgijns, waaronder de befaamde Goudse medicus dr. Büchner. Die lijkschouwers zagen het direct : in alle organen herkenden zij sporen van arsenicum.

Justitie en vonnis
Toen vond de Goudse justitie het hoog tijd worden de zaak over te dragen aan de nog meer professionele Rotterdamse justitie. De Rotterdamse collega’s zetten de Beijersche dubbele moordzaak op de rol van het Hof van Assisen in Den Haag. Inmiddels hadden de verdachten een volledige bekentenis afgelegd. Ze werden beiden door het Hof ter dood veroordeeld, Pieter Baas via ophanging aan de galg, Niesje van Dam-van den Berg door verwurging aan een wurgpaal. Beide executies werden op dezelfde dag, 7 mei 1818, in Den Haag uitgevoerd. Voor uitgever Johannes Scheffers in Rotterdam was deze opzienbarende moordzaak aanleiding om een rijmprent uit te brengen over deze Ware en Verschrikkelyke Gebeurtenis,